Het eigenlijke proces van Clara Goessen

Hoofdstuk 3: het proces

We bevinden ons in het vierschaar gebouw op de hoek van Zak- en Mattestraat. Een gezworen gerechtsdienaar of kolfdrager was in opdracht van de burgemeester met een hoorn rondgegaan en had aan al de poorten en kruispunten afgeroepen dat men vierschaar zou houden. Deze vond, zoals altijd, plaats op een vrijdag, zoals nu deze 22ste augustus. Aanwezig waren de burgemeester en schepenen, de schout (die als openbaar aanklager optrad) de advocaat (ook taalman of voorspreker genoemd) van de beschuldigde en het publiek die de rechtszitting kon bijwonen onder de open hemel. Een afdakje boven de rechters diende als bescherming tegen de regen. In heksenprocessen diende de vuurdood voorafgegaan te worden door een vrijwillige bekentenis, en dat vierentwintig uur na de scherpe examinatie (foltering).

 Wie had daar zitting in tijdens de maand augustus 1603?

Balten de Robiano : (of is het Balthasar?)Men beweert dat in de grote steden minder vervolgingen waren omwille van het feit dat de burgemeester en schepenen hoger opgeleid zouden zijn. Dit wordt in verschillende werken toch tegengesproken. Er was een veel intensere vervolging wanneer bepaalde humanistisch geïnspireerde schepenen, die goed op de hoogte waren van demonologische traktaten, zitting hadden.  Het is wel zo dat, wanneer ze kritisch stonden tegenover toverij- en heksenvervolgingen, zij volgens het toenmalig christelijk geloof het bestaan van de duivel in twijfel trokken en dus konden aanzien worden als ketter. In 1606 werd de Robiano tot thesaurier – generaal der Lage Landen benoemd wat automatische opname in de adelstand inhield???

 Laat ons niet uit het oog verliezen dar er een duidelijk onderscheid was tussen poorters en ingezetenen en van elders afkomstige verdachten. Voor de eigen poorters en poorteressen werd er allicht veel vlijtiger naar de bewijskracht van de aangevoerde beschuldigingen gepeild, en was alles in het teken van de rust niet te verstoren en de vreemde kooplui niet af te schrikken.

 Hendrik van Varick: (??? – 1641) schout te Antwerpen en een der trouwste ridders van aartshertog Albrecht. Hij had als onderschout jonker Pauwels Ansseliers (1591-1617)

 Henrie van den Berghe: benoemd in 1578 als beul in Antwerpen. Het punt is wel dat we pas een benoeming van een volgende beul terugvinden in 1608. Het was niet altijd de gewoonte dat men de namen van de beul in de akten opschreef. Dit was te wijten aan het feit dat men het beroep van beul als onwaardig beschouwde, en men er zo weinig mogelijk contact mee wou hebben. Het is mogelijk dat deze beul deel uitmaakte van het beulengeslacht Van den Berghe uit Gent. Maar ik wil, qua zekerheid dat hij effectief de beul van Clara was, zeer voorzichtig zijn. Het waren woelige jaren.

Wat hij voor het ‘werk’ ontving heb ik wel kunnen achterhalen:

*Andere uytgheven in costen van Justitien. Item den zelven betaelt van dat sij Clara Goessen aen eenen staeck geworght heeft XII stuivers ende daernaer metten brande geexecuteert XXX stuivers ende beenderen wech te vueren thien stuivers.

(Algemeen Rijksarchief, rk. 1 2908, folio x:xx, r.en v.)

Clara Goessen: (????- 1603) In vele teksten wordt zij omschreven als Clara Joossen, Clara Goessenin , Clara Goessens, Claire Joossen , Claire Goessen, maar uit de gerechtstukken blijkt dat het effectief over Clara Goessen gaat. Zij is afkomstig uit Straatsburg of toentertijd Straesborgh genoemd, waar deze naam veel voorkomt. De stad ligt aan de Rijn (Elzas) en men sprak met een Elzassisch Duits dialect waarvan nog wel wat van zal achtergebleven zijn in haar spreektaal. De reden waarom zij werd aangeklaagd is nergens te achterhalen. Wij mogen, uit andere processen, waar er getuigen waren, aannemen dat zij hoogstwaarschijnlijk werd aangebracht door beroepscollega’s sekswerksters met als oorzaak een ruzie, afgunst??? Iedereen kon – zonder bewijzen- een medeburger aanbrengen. In Antwerpen zelf mocht een poorter van goede naam en faam niet zonder meer, ook niet door de schout, worden gearresteerd, zelfs al was er klacht tegen hem/haar neergelegd. Omwille van haar achtergrond en de beschuldiging was dit probleem hier niet. Uiteraard ontkende zij de beschuldiging van hekserij. Hierop werd overgegaan tot de scherpe examinatie of beter gezegd de marteling.

Deze mocht slechts doorgaan in de aanwezigheid van 2 schepenen en een chirurgijn/dokter. Zij werd volledig uitgekleed en de aanwezige dokter ging op zoek naar het duivelsmerk of stigma diabolicum. Alle verdachte plekken op het lichaam werden doorpriemt met een naald in de zoektocht naar ongevoelige plekken. Ging het om een echt duivelsmerk dan bleef zij ongevoelig als de naald werd ingedreven en kwam er geen bloed tevoorschijn. Ook werd al het haar afgeschoren. Dit was al een zeer pijnlijke vernedering voor het slachtoffer. Daar zij bleef ontkennen werden er, naar analogie andere processen, de werktuigen getoond die de beul kon gebruiken om haar tot bekentenissen te dwingen. Daarop werd zij op een driepoot gezet en werd haar een halsring aangedaan met ijzeren pinnen aan de binnenzijde. Deze halsband was met 4 touwen vastgemaakt aan verschillende zijden van de kamer zodat deze onbeweeglijk op zijn plaats bleef. De bedoeling was dat zij uit vermoeidheid het hoofd liet hangen en de pinnen haar zouden verwonden. Om dit proces wat te versnellen zette men nog een korf vuur bij haar, zodat zij uiteindelijk diende te bewegen om aan de hitte te ontsnappen. Dit was niet het enigste instrument dat de scherprechter tot zijn beschikking had, doch je kan begrijpen dat dit alleen – welk meestal louter alleen voor vrouwen werd gebruikt- al voldoende was om tot bekentenissen over te gaan.

Hieronder de opgetekende bekentenis door de schout Hendrik van Varick

Van dat Clara Joossen getroren van Straetsborch haer vervoirdert heeft naer dijen zij den boosen vijant van haere bloede te drincken hadde gegeven ende zij van den zijnen hadde gedroncken metten zelven boosen vijant verbondt te maecken hem geloven zijn te zijn ende dat zij metten zelven boosen vijant genaempt Roelant diversche reijsen heeft gebouleert ende haer. In diversche nachtvergaderinghen van boosen vijant heeft laeten vervueren bij middel van eenen stock die met salve was bestreken, ende dat zij inde zelve vergaderinghen, den boosen vijant heeft geeert en met hem gedanst ende gebouleert. Naer dijen zij bij desen Schouteth ter hoge vierschaeren capitaliter was beticht ende dat bij schepenen geseght was dat de voorschreven Schouteth was gecomen tot zijn vermete.

Mijnen heere den Schouteth der stad Antwerpen nomine ofÍicii, aenlegghere tegens Clara Goessen geboren van Straesborch, gevangene. De gevangene geantwoort hebbende bij ontkennen, in vueghen ende maten, is de d’aenleggere van sijnen feijten gewesen ten thoone; Actor emploijeert in forme van thoone, alle de confessien bij haer gevangene op ten steen alhier gedaen, dewelcke sij gisteren ongehacht ende ongehouden, op de Borcht-brugge onder de blouwen hemel heeft geconfirmeert in presentie van schepenen, in wijens kennisse t’selve bij den aenleggere is geleijdt geweest; welke confessie alhier ter vierschare openbaerlijk gelesen zijnde; ende bij partijen respective verbalijk gereprocheert, gesalveert, ende recht versocht wesende, is d’aenleggere gewesen volcomen van sijnen vermete.

(Algemeen Rijksarchief, rk. 1 2908, folio x:xx, r.en v.)

In de verklaring van de schout vermeldde hij dat de gevangene Satan van haar bloed had laten drinken, en dat zij het zijne dronk, waaruit een pact resulteerde waarin ze beloofde Satan in alles te zullen gehoorzamen. Dit werd geschreven, en ondertekend, met haar bloed. Met haar demon, Roeland genaamd, woonde ze voortaan vele nachtelijke bijeenkomsten bij en verplaatste zich daarbij door de lucht op een stok, ingesmeerd met zalf, samen met een zekere Barbara, die haar de stok had bezorgd. De eerste bijeenkomsten vonden plaats in het land van Luik. Ze zag er de duivel aan een tafel zitten in de schaduw van een linde, danste met hem en had met hem ook ‘vleselijke conversatie’. Ook op het slagveld in Nieuwpoort had zij met hem ‘gebouleert’ of seks gehad. Ook in Lembeke waren er bijeenkomsten waarop zij een bok kuste ‘omtrent synen steert’. De bok werd daarna verbrand en zijn as werd onder de aanwezigen verdeeld, maar de gevangene had er in het gedrang geen kunnen bemachtigen. Als Clara wilde weten of iemand betoverd was of niet, nam ze een doodshoofd en ‘ daer over gedaen belesingen’ zodat Roeland kwam met twee andere  ‘boose geesten’ in de gedaante van ‘ witte duyeven’ die haar zeiden wat ze wilde weten.

Haer ‘confessien’ werden door de ‘vierschare openbaerlyck gelesen’ en Clara Goessen eindigde op de brandstapel.